Ik heb geen toekomst.
Ik heb gehoord dat Tom in Boston woont.
Ik heb geprobeerd het je te zeggen.
Ik heb gereserveerd.
Ik heb gisteren een brief van Tom ontvangen.
Ik heb het koud.
Ik heb het nog niet nodig.
Ik heb het op school geleerd.
Ik heb hoestsiroop nodig.
Ik heb honger.
Ik heb hoofdpijn.
ik heb hun vaders nog gekend
Ik heb iets geleerd vandaag, dankzij jou.
Ik heb iets interssants gelezen.
Ik heb in Australië gewoond.
Ik heb insuline nodig.
Ik heb je al betaald.
Ik heb je hulp nodig.
Ik heb keelpijn.
Ik heb koorts.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
Ik heb me zorgen om je gemaakt.
Ik heb met de kassa gewerkt.
Ik heb mezelf gesneden.
Ik heb mijn bagage verloren.
Ik heb mijn portefeuille verloren.
Ik heb nergens spijt van.
Ik heb net slecht nieuws gekregen.
Ik heb niet genoeg geld om de laatste smartphone te kopen.
Ik heb niets verkeerd gedaan.
Ik heb niks verkeerd gedaan.
Ik heb nog een andere zuster.
Ik heb nog geen ja gezegd.
Ik heb nog nooit iets gestolen.
Ik heb nog nooit wijn gedronken.