Ik dring erop aan dat dit plan uitgesteld wordt.
Ik drink geen alcohol.
Ik drink te veel koffie.
Ik drink veel wijn.
Ik eet alleen koosjer voedsel.
Ik eet geen varkensvlees.
Ik eet geen vlees en vis.
Ik eet veel kalkoen.
Ik eet veel varken.
Ik ga douchen.
Ik ga een auto stelen.
Ik ga even naar het toilet.
Ik ga met u mee.
Ik ga morgen winkelen.
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik ga naar Boston vliegen.
Ik ga van school af.
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik gebruik geen drugs.
Ik geloof het niet.
Ik geloof in deze leermethode.
Ik ging naar Australië.
Ik haal het uit elkaar.
Ik haal wat koffie voor je.
Ik haat dit.
Ik haat scheikunde.
Ik had dat niet moeten eten.
Ik had er geen zin in.
Ik had niet moeten bellen.
Ik had niet zo boos moeten worden.
Ik had nooit gedacht u hier te zien.
Ik heb afleiding nodig.
Ik heb al genoeg gegeten.
Ik heb bijna de hele nacht geen oog dichtgedaan!
Ik heb blond haar.
Ik heb bruin haar.