Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English	Learn
Ik moet telefoneren.	I need to make a phone call.	Learn
Ik moet teruggaan en mijn familie bezoeken.	I have to go back and visit my family.	Learn
Ik moet u helaas afwijzen.	I’m afraid I have to turn you down.	Learn
Ik moet u vragen om in deze beker te plassen.	I need you to urinate in this cup.	Learn
Ik nader mijn bestemming.	I approach my destination.	Learn
ik nam	I took	Learn
Ik neem elke avond een bad.	I take a bath every night.	Learn
Ik omhelsde haar.	I hugged her.	Learn
Ik onderwijs Chinees.	I teach Chinese.	Learn
Ik ontmoette haar toevallig.	I met her by accident.	Learn
Ik ontmoette hem eergisteren.	I met him the day before yesterday.	Learn
Ik overweeg dat te doen.	I’m contemplating doing that.	Learn
Ik overweeg naar Australië te gaan.	I’m thinking of going to Australia.	Learn
ik poets	I brush	Learn
Ik poets de keuken bijna elke dag.	I clean the kitchen almost every day.	Learn
Ik poets de keuken.	I clean the kitchen.	Learn
Ik raakte verdwaald in de menigte.	I was lost in the crowd.	Learn
Ik rij snel.	I drive fast.	Learn
Ik rijd op de gewestweg.	I drive on the regional road.	Learn
Ik roep de politie.	I’ll call the police.	Learn
Ik roer mijn eigen thee.	I stir my own tea.	Learn
Ik schaak.	I play chess.	Learn
Ik scheer de schapen.	I am shearing the sheep.	Learn
ik schreef	I wrote	Learn
Ik schrijf om mijn ongenoegen te uiten.	I am writing to express my dissatisfaction.	Learn
Ik schrijf zeer dikwijls bijdragen voor Wikipedia.	I often write contributions for Wikipedia.	Learn
Ik skiede.	I was skiing.	Learn
Ik slaap in mijn auto.	I sleep in my car.	Learn
Ik sliep als een logboek.	I slept like a log.	Learn
Ik snap het niet.	I don’t get it.	Learn
Ik snap het.	I get it.	Learn
Ik speel geen piano.	I can’t play the piano.	Learn
Ik speel geen piano.	I do not play the piano.	Learn
Ik speel graag golf.	I like to play golf.	Learn
Ik speel graag piano.	I like to play the piano.	Learn
Ik speel in een toneelstuk.	I am in a play.	Learn