Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - I
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(7)
2
(3)
A
(597)
B
(895)
C
(168)
D
(3754)
E
(1374)
F
(166)
G
(754)
H
(2088)
I
(1270)
J
(252)
K
(624)
L
(381)
M
(595)
N
(319)
O
(650)
P
(400)
Q
(2)
R
(321)
S
(903)
T
(966)
U
(159)
V
(1062)
W
(995)
X
(3)
Y
(88)
Z
(832)
Dutch
Recording
English
Learn
Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I have to take the chance.
Learn
Ik moet douchen.
I need to take a shower.
Learn
Ik moet dringend plassen.
I need to pee urgently.
Learn
Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.
I needed to get a few wounds treated, with a few stitches.
Learn
Ik moet er een melding van maken.
I’ve got to report it.
Learn
Ik moet er om 2:30 zijn.
I have to be there at 2:30.
Learn
Ik moet eveneens studeren voor het examen.
I also need to study for the exam.
Learn
Ik moet gaan.
I have to go.
Learn
Ik moet het geluid dempen.
I need to mute the sound.
Learn
Ik moet hoesten.
I have a cough.
Learn
Ik moet iedere mogelijkheid overwegen.
I have to consider every possibility.
Learn
Ik moet in mijn levensonderhoud voorzien.
I have to earn a living.
Learn
Ik moet je iets vertellen.
I have something that I need to tell you.
Learn
Ik moet me scheren.
I need to shave.
Learn
Ik moet me verbergen.
I must hide.
Learn
Ik moet mijn boerderij verkopen.
I need to sell my farm.
Learn
Ik moet mijn mobieltje opladen.
I need to charge my cell phone.
Learn
Ik moet naar het toilet.
I have to go to the toilet.
Learn
Ik moet naar Spijkenisse.
I need to go to Spijkenisse
Learn
Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
I must clean the bathroom right away.
Learn
Ik moet rijden.
I have to drive.
Learn
Ik moet slapen.
I need to sleep.
Learn
Ik moet stofzuigen.
I need to hoover.
Learn
Ik moet telefoneren.
I need to make a phone call.
Learn
Ik moet teruggaan en mijn familie bezoeken.
I have to go back and visit my family.
Learn
Ik moet u helaas afwijzen.
I’m afraid I have to turn you down.
Learn
Ik moet u vragen om in deze beker te plassen.
I need you to urinate in this cup.
Learn
Ik nader mijn bestemming.
I approach my destination.
Learn
ik nam
I took
Learn
Ik neem elke avond een bad.
I take a bath every night.
Learn
Ik omhelsde haar.
I hugged her.
Learn
Ik onderwijs Chinees.
I teach Chinese.
Learn
Ik ontmoette haar toevallig.
I met her by accident.
Learn
Ik ontmoette hem eergisteren.
I met him the day before yesterday.
Learn
Ik overweeg dat te doen.
I’m contemplating doing that.
Learn
Ik overweeg naar Australië te gaan.
I’m thinking of going to Australia.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
14
Page
15
Page
16
Page
17
Current page
18
Page
19
Page
20
Page
21
Page
22
…
Next page
Next ›
Last page
Last »