Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)
Dutch Recording English Learn
Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
I have been lying on something hard, so that I look bruised all over my body!
Ik heb pijn aan mijn keel.
I have a sore throat.
Ik heb pijn in beide benen.
I have pain in both legs.
Ik heb pizza besteld.
I ordered pizza.
Ik heb problemen voorzien.
I anticipated trouble.
Ik heb respect voor ieders mening.
I respect everyone’s opinion.
Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland.
I haven’t seen Rick since he got back from New Zealand.
Ik heb rood haar.
I have red hair.
Ik heb straks tennisles.
I have tennis practice later.
Ik heb tandpasta nodig.
I need some toothpaste.
Ik heb tijd.
I have time.
Ik heb toevallig het boek gevonden.
I found the book by chance.
Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.
Ik heb Toms geheim ontdekt.
I discovered Tom’s secret.
Ik heb twee hamburgers besteld.
I ordered two burgers.
Ik heb uitslag op mijn arm.
I have a rash on my arm.
Ik heb uw hulp nodig.
I need your help. (formal)
Ik heb vandaag een vergadering.
I have a meeting today.
Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
I’ve made a lot of new friends.
Ik heb veel om over na te denken.
I have a lot to think about.
Ik heb veel opdrachten vandaag.
I have a lot of assignments today.
Ik heb veel pijn.
I’m in a lot of pain.
Ik heb veel slaap.
I’m very sleepy.
Ik heb veel vrienden.
I have a lot of friends.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
I have fifty euros in my pocket.
Ik heb vorig jaar twee paar hardloopschoenen versleten.
I wore out two pairs of jogging shoes last year.
Ik heb wat batterijen nodig.
I need some batteries.
Ik heb wat geld nodig.
I need some money.
Ik heb wat shampoo nodig.
I need some shampoo.
Ik heb wat tampons nodig.
I need some tampons.
Ik heb wat zeep nodig.
I need some soap.
Ik heb wraak genomen.
I took my revenge.
Ik heet Jan.
My name is John.
Ik help graag mensen.
I like helping people.
Ik help je.
I’ll assist you.
Ik herinner me elk dreigement.
I remember every threat.