Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1062) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
het taalbad
the language immersion
het tafelblad
the tabletop
het tafellaken
the table-cloth
het tafereel
the scene
Het tafereel in het park was idyllisch.
The scene in the park was idyllic.
Het tafereel was echt adembenemend.
The scene was truly breathtaking.
het tapijt
the carpet
het tarief
the rate
het tart
it defies
Het tart alle logica.
It defies all logic.
Het tart eigenlijk alle logica.
It actually defies all logic.
het team
the team
Het team van Website Development bestaat uit enthousiaste mensen met veel ervaring in hun vakgebied en een gedegen opleiding.
The team from Website Development consists of enthusiastic people with a lot of experience in their field and a solid education.
Het team verslaat zijn rivaal.
The team defeats its rival.
het tegenovergestelde
the opposite
Het tegenovergestelde is ook waar.
The opposite is also true.
het telefoonnummer
the telephone number
het tentamen
the exam
het terrein
the terrain
het theater
the theater
het theater
the theatre
het thema
the theme
het themapark
the theme park
het ticket
the ticket
het tij
the tide
Het tij is laag.
The tide is out.
het tijdperk
the era
het toetsenbord
the keyboard
het toeval
the coincidence
Het toeval duurde ongeveer tien minuten.
The fit lasted about ten minutes.
het toezicht
the supervision
het toneel
the stage
het touw
the rope
het treinstation
the train station
het trottoir
the sidewalk
het tweede metrostel
the second metro carriage