Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
een hoofdletsel
a head injury
een hoogte
a height
een hoop stennis
a lot of nonsense
een hotel
a hotel
een hout
a wood
een huis
a house
een huzarenstukje
a feat
een inclusief beleid
an inclusive policy
een indrukwekkend feestje
an impressive party
een ingang
an entrance
een ingenieur
an engineer
een ingewikkeld werkwoord
a complicated verb
een ingrijpende hervorming
a major reform
een inhaalmoment
a catch-up moment
een inktvis
a squid
een inschatting
an estimation
een inspanning
an effort
een inspanningen doen
to make an effort
een instelling
an institution
een invloed hebben op
to have an influence on
een jaar
a year
één jaar later
one year later
Een jaar overdoen in het middelbaar onderwijs moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Repeating a year in secondary education should be avoided as much as possible.
een jaarverslag
an annual report
Een jakhals eet hoofdzakelijk vlees van kadavers.
A jackal mainly eats meat from carcasses.
een jam
a jam
een jungle
a jungle
een kaars
a candle
Een kaars is gemaakt van was.
A candle is made of wax.
een kamer
a room
een kan water
a jug of water
een kanttekening
a side note
een kar die ratelt op de keien
a cart that rattles on the cobblestones
een kat
a cat
Een kat komt altijd op z’n pootjes terecht.
A cat always lands on its feet.
een kater
a hangover