Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)
Dutch Recording English Learn
een ingrijpende hervorming
a major reform
een inhaalmoment
a catch-up moment
een inktvis
a squid
een inschatting
an estimation
een inspanning
an effort
een inspanningen doen
to make an effort
een instelling
an institution
een invloed hebben op
to have an influence on
een jaar
a year
een jaar geleden
a year ago
één jaar later
one year later
Een jaar overdoen in het middelbaar onderwijs moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Repeating a year in secondary education should be avoided as much as possible.
een jaarverslag
an annual report
Een jakhals eet hoofdzakelijk vlees van kadavers.
A jackal mainly eats meat from carcasses.
een jam
a jam
een jungle
a jungle
een kaars
a candle
Een kaars is gemaakt van was.
A candle is made of wax.
een kaas
a cheese
een kamer
a room
een kan water
a jug of water
een kant
a side
een kanttekening
a side note
een kar die ratelt op de keien
a cart that rattles on the cobblestones
een kat
a cat
Een kat komt altijd op z’n pootjes terecht.
A cat always lands on its feet.
een kater
a hangover
een keeper
a goalkeeper
een keer
once
een keerpunt
a turning point
een kei
a boulder
een kelder
a basement
een kennis
a knowledge
een kerst
a Christmas
Een kettingbotsing gebeurde tijdens de spits.
A pile-up happened during rush hour.
een kettingzaag
a chainsaw