de wind rukte ze af, zodat zij in de rondte dansten, en boven in de lucht was het snerpend koud
De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.
Daar kwam het weer bij.
Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.
ze gooiden brood en gerst in het water
Zij lieten een eigenaardig geluid horen, spreidden hun prachtige, lange vleugels uit en trokken uit de koude streken naar warmere landen
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
daar drong de zonneschijn in het huisje door
Tegen de avond bereikte het een kleine, armoedige boerenhut; deze was zo bouwvallig, dat zij zelf niet wist, naar welke kant zij zou vallen, en daarom bleef zij maar staan.
Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
Wacht eens!
Begrijpen wij je niet?
Nu, daar zullen we wel gauw achter komen; in het water moet het, al zou ik het er ook zelf induwen.
Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
Wat is er te doen?
Wie zou je dan kunnen begrijpen?