Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
a small meadow een klein weiland
a small restaurant een klein restaurant
a small round mirror een klein, rond spiegeltje
a small yard een klein erf
a so-called low achiever een zogenoemde laagpresteerder
a soft moan een zacht gekreun
a soft, tinny whistle een zachte, blikkerige fluittoon
a software specialist for the public sector een softwarespecialist voor de publieke sector
a soldier een soldaat
a son een zoon
a soup een soep
a soup bowl een soepkom
a space een ruimte
a spaceman een ruimtevaarder
A spark caused the gunpowder to explode. Door een vonk ontplofte het buskruit.
a spectator een toeschouwer
a speedy recovery een spoedig herstel
a spiral staircase een wenteltrap
a splash een plons
a spoon een lepel
a squat een kraakpand
a squid een inktvis
A squirrel hid among the branches. Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.
a stabbing with a utility knife een steekpartij met een breekmes
a stadium een stadion
a stage een podium
a stapler een nietje
a statement that cannot be approved under any circumstances een uitspraak die onder geen beding goed te keuren valt
a station een station
a statue as an idol een standbeeld als afgod
a steak een biefstuk
a steaming cup een dampende beker
a steel een staal
a still water een stilstaand water
A stitch in time saves nine. Voorkomen is beter dan genezen.
A storm breaks loose. Een storm barst los.