Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1362) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
A tea with milk, please. Een thee met melk, alstublieft.
a teacher een leraar
a team een team
a tear (rip or split) een scheur
a technical expert een technisch deskundige
a television een televisie
a temporary notification een tijdelijke melding
a test environment een test omgeving
a textbook een leerboek
a textbook example een schoolvoorbeeld
a theater een theater
a theater association een toneelvereniging
a theme park een themapark
a theory een theorie
a thick layer of soot een dikke roetlaag
a thick woolen balaclava een dikke wollen bivakmuts
a thief een dief
a third een derde
a thorn een doorn
a thorough analysis een gedegen analyse
A ticket to London please. Een ticket naar Londen alstublieft.
a time een tijd
a tin of brown shoe polish een blikje bruine schoensmeer
A tiny spark may become a great flame. Een kleine vonk kan een grote vlam worden.
a tip een fooi
a tip of ten euros een fooi van tien euro
a tirade of abuse een scheldtirade
a tissue een weefsel
a toad een pad
a toaster een broodrooster
a tomato een tomaat
A tomato juice, please. Tomatensap, alstublieft.
a toothpick een tandenstoker
a torch een zaklamp
A torch is a stick that gives light by means of fire. Een toorts is een stok die door middel van vuur licht geeft.
a tractor een tractor