Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1362) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
ability vaardigheid
abortion abortus
about ongeveer
about omstreeks
About a billion people suffer from hunger and poverty. Ongeveer een miljard mensen lijdt aan honger en ellende.
about it erover
about this time omstreeks deze tijd
about twenty minutes to complete ongeveer twintig minuten in beslag
about what waarover
about-turn keer
above boven
Above and beyond this, he can read Hebrew. Bovendien kan hij Hebreeuws lezen.
abroad buitenland
abroad naar het buitenland
abrupt abrupt
absence afwezigheid
absent afwezig
Absenteeism due to illness has been increasing in our country for years. Ziekteverzuim stijgt al jaren in ons land.
absolutely volstrekt
absorbing opslorpend
absurd dwaze
abuse misbruik
abuser misbruiker
abyss afgrond
academic (singular feminine) academisch
academic academisch
academy academie
accelerate versnel
accelerating optrekken
accent accent
accentuated accentueerden
accept aanvaard
accept accepteert
accept each other aanvaard elkaar
acceptable aanvaardbaar
acceptable acceptabele