English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)

English	Dutch	Learn
army	leger	Learn
around	rondom	Learn
around	om	Learn
around	omheen	Learn
around	rond	Learn
around (long form)	rondte	Learn
around (part 1)	om
around (part 2)	heen
Around the cornfields and the pastures were vast forests, and in the middle of the forests deep lakes.	Rondom de korenvelden en de weiden waren uitgestrekte bossen, en midden in de bossen diepe meren.	Learn
around the world	rond de wereld	Learn
arrangement	schik	Learn
arrangement; settlement	schikking	Learn
arrangements	schikkingen	Learn
arrest	arrest	Learn
arrested	aangehouden	Learn
arrested	opgepakt	Learn
arrival	aankomst	Learn
arrived	arriveerde	Learn
arrogant	arrogant	Learn
arrow	pijl	Learn
arrows	pijlen	Learn
arrows (diminutive)	pijltjes	Learn
art	kunst	Learn
article	artikel	Learn
article	lidwoord	Learn
as	als	Learn
As a matter of fact, the owner of this restaurant is a friend of mine.	De eigenaar van dit restaurant is trouwens een vriend van me.	Learn
as discussed, regarding the vacancy	zoals besproken, betreffende de openstaande functie	Learn
as if	alsof	Learn
As many as one in three Belgian clubs is currently facing financial problems.	Maar liefst één op de drie Belgische verenigingen kampt momenteel met financiële problemen.	Learn
as many; as much	zoveel	Learn
as promised	zoals beloofd	Learn
As promised, I forward you again the confirmation.	Zoals beloofd, stuur ik je nog eens de bevestiging door.	Learn
as soon as	zodra	Learn
as the seventh king of the Belgians	als de zevende koning der Belgen	Learn
As they climbed higher and higher in the air, the ugly little duckling felt wonderfully weary	Zij stegen zo hoog, zo hoog, dat het het lelijke jonge eendje wonderlijk te moede werd	Learn