Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1363) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
a pure affliction een pure kwelling
a pure heart een zuiver hart
a purple cow een paarse koe
a purple wax seal een paarse lakzegel
a queen een koningin
a question een vraag
A quick jerk of the wheel saved us. Een snelle ruk aan het stuur redde ons.
a quick mention een snelle vermelding
a quiver with arrows een koker met pijlen
a rabbit een konijn
a ragged robe een haveloos gewaad
a railway een spoorweg
a rare weather phenomenon een zeldzaam weerfenomeen
a raven een raaf
A raven is as black as coal. Een raaf is zwart als kool.
a razor een scheermes
a real revolution een echte omwenteling
a real trick question een echte strikvraag
a recommendation een aanbeveling
A reconstruction of an eventful day. Een reconstructie van een bewogen dag.
a red car een rode auto
a red wine een rode wijn
a referee een scheidsrechter
a reflection een weerspiegeling
a reflection of society een weerspiegeling van de maatschappij
a refrigerator een koelkast
a regional road een gewestweg
a rejection een verwerping
a relative een bloedverwant
a relief een opluchting
a replacement list een vervangende lijst
a request een aanvraag
a residential tower een woontoren
A resounding silence fell. Er viel een galmende stilte.
a resounding success een doorslaand succes
a restaurant een restaurant