Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1172) D (817) E (502) F (660) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (512) S (1688) T (6716) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a province een provincie
a pub, a lady on a bike een kroeg, een juffrouw op de fiets
a public tender een openbare aanbesteding
a pumpkin een pompoen
a punishment een afstraffing
a punishment een straf
a pure affliction een pure kwelling
a pure heart een zuiver hart
a purple cow een paarse koe
a purple wax seal een paarse lakzegel
a queen een koningin
a question een vraag
A quick jerk of the wheel saved us. Een snelle ruk aan het stuur redde ons.
a quick mention een snelle vermelding
a quiver with arrows een koker met pijlen
a rabbit een konijn
a ragged robe een haveloos gewaad
a railway een spoorweg
a rare weather phenomenon een zeldzaam weerfenomeen
a raven een raaf
A raven is as black as coal. Een raaf is zwart als kool.
a razor een scheermes
a real revolution een echte omwenteling
a real trick question een echte strikvraag
a recommendation een aanbeveling
A reconstruction of an eventful day. Een reconstructie van een bewogen dag.
a red car een rode auto
a red wine een rode wijn
a referee een scheidsrechter
a reflection een weerspiegeling
a reflection of society een weerspiegeling van de maatschappij
a refrigerator een koelkast
a regional road een gewestweg
a rejection een verwerping
a relative een bloedverwant
a relief een opluchting