Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1363) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
a number of battle states een aantal strijdstaten
A number of Brussels taxi associations today left the Brussels inner ring paralysed. Een aantal Brusselse taxi verenigingen leggen vandaag de Brusselse kleine ring lam.
a number of conditions een aantal voorwaarden
a number of sanctions een aantal sancties
a nun een non
a nurse verpleegkundige
a nutshell een notendop
A one-way ticket, please. Enkele reis, graag.
a package een pakket
a page een pagina
a parent een ouder
A parked car was blocking my driveway. Een geparkeerde auto versperde mijn oprit.
a parking een parkeergelegenheid
a particular neighbourhood een bepaalde wijk
a patient een patiënt
a paw een poot
a pear een peer
a pebble een steentje
a pepper een peper
a person of flesh and blood een mens van vlees en bloed
a personality een persoonlijkheid
a pharaoh een farao
a pharmacist een apotheker
a pharmacy een apotheek
a phoenix een feniks
a piece of cake een fluitje van een cent
a piece of chalk een stukje krijt
a piercing scream een doordringende gil
a pig een varken
A pile-up happened during rush hour. Een kettingbotsing gebeurde tijdens de spits.
a pineapple een ananas
A pinstripe is a classic pattern. Een krijtstreep is een klassiek patroon.
a place een plek
a placemat een placemat
a plague een plaag
a plaintiff een eiser