Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
a piercing scream een doordringende gil
a pig een varken
a pile of manure een hoop mest
A pile-up happened during rush hour. Een kettingbotsing gebeurde tijdens de spits.
a pineapple een ananas
A pinstripe is a classic pattern. Een krijtstreep is een klassiek patroon.
a place een plek
a placemat een placemat
a plague een plaag
a plaintiff een eiser
a plate een bord
a player een speler
a plea een pleidooi
a pleasant holiday een deugddoende vakantie
a plumber een loodgieter
a point of contact een aanspreekpunt
a poisonous comb een giftige kam
a poisonous snake een gifslang
a poke een por
A pole is a stick used to jump over objects. Een polsstok is een stok die gebruikt wordt om over objecten te springen.
a policeman een politieman
a political rift een politieke breuk
A poll showed that 79% felt themselves hampered in their right to vote. Uit een poll blijkt dat 79% zich belemmerd voelde in zijn stemrecht.
a position een positie
a positive attitude een positieve ingesteldheid
a postcard and memories een ansicht en herinneringen
a postposition een achterzetsel
a potato een aardappel
a powder keg een kruitvat
a powder puff een poederdons
a practice een praktijk
a president een president
a preventive measure een preventieve maatregel
a prison sentence een gevangenisstraf
a prison sentence een celstraf
a prison sentence of between two and three years een gevangenisstraf tussen twee en drie jaar