Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (611) B (957) C (173) D (3800) E (1413) F (177) G (822) H (2138) I (1284) J (264) K (683) L (406) M (622) N (337) O (675) P (426) Q (2) R (342) S (970) T (996) U (172) V (1112) W (1035) X (3) Y (88) Z (871)
Dutch Recording English Learn
zat
fed up
zaten
sat (plural)
zaten
were sitting
zaterdagavond
Saturday night
ze
them
Ze ambieerde een job als journalist.
She aspired to a job as a journalist.
Ze begon te geraaskal van woede.
She began raving with anger.
Ze begonnen hartstochtelijk te zoenen.
They started kissing wildly.
Ze bespraken de herinrichtingen van het plein.
They discussed the redesigns of the square.
Ze bestelde een ijsje.
She ordered an ice cream.
ze bevragen me
they question me
Ze bewaren hun juwelen in de kluis.
They keep their jewelry in the safe.
Ze beweren onschuldig te zijn.
They claim that they’re innocent.
Ze danst met hartstocht.
She dances with passion.
Ze danste uitbundig op de muziek.
She danced exuberantly to the music.
Ze deden alledrie nogal giechelig.
All three of them were acting rather giggly.
Ze deed het op een ouderwetse manier.
She did it the old fashioned way.
Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.
They think maybe Tom had a heart attack.
Ze doet veel suiker in haar koffie.
She puts a lot of sugar in her coffee.
Ze dreven de spot met onze inspanningen.
They scoffed at our efforts.
Ze droeg een tulband.
She was wearing a turban.
Ze duiden de obstakels onderweg aan.
They point out the obstacles along the way.
Ze eiste een specifieke vermelding.
She demanded a specific mention.
Ze fluisteren.
They are whispering.
Ze gaat een baby krijgen.
She’s going to have a baby.
Ze gaf een been aan de hond.
She gave a bone to the dog.
ze gebaarde
she gestured
Ze gebruikt haar poederdons met veel precisie.
She uses her powder puff with great precision.
Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.
She fastened her helmet before cycling.
Ze gespte haar schoenen dicht.
She buckled her shoes.
ze giechelde
she giggled
Ze ging door het lint toen ze hoorde dat haar vlucht was geannuleerd.
She went berserk when she heard that her flight was canceled.
Ze ging naar haar winkel.
She went to her shop.
Ze ging niet.
She didn’t go.
ze gingen
they went
Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
They cycled there and took the train back.