Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - Z
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(2)
1
(16)
2
(8)
A
(760)
B
(1159)
C
(210)
D
(4158)
E
(1651)
F
(206)
G
(959)
H
(2456)
I
(1493)
J
(308)
K
(792)
L
(470)
M
(780)
N
(422)
O
(848)
P
(535)
Q
(2)
R
(405)
S
(1126)
T
(1136)
U
(202)
V
(1337)
W
(1240)
X
(3)
Y
(88)
Z
(1026)
Dutch
Recording
English
Learn
Ze hebben een appel.
They have an apple.
Learn
Ze hebben een hond.
They have a dog.
Learn
Ze hebben een zoon.
They have a son.
Learn
Ze hebben er al een.
They already have one.
Learn
Ze hebben geen appel.
They don’t have an apple.
Learn
Ze hebben geen huis.
They have no home.
Learn
Ze hebben het gevecht verloren.
They lost the battle.
Learn
Ze hebben me een gratis staal gestuurd.
They sent me a free sample.
Learn
Ze hebben Tom gedeporteerd.
They deported Tom.
Learn
ze heeft
she has
Learn
Ze heeft alleen koorts, maar behoorlijk.
She only has a fever, but bad.
Learn
Ze heeft de firma verlaten.
She quit the company.
Learn
Ze heeft een elegante uitstraling.
She has an elegant appearance.
Learn
Ze heeft een huis.
She has a house.
Learn
Ze heeft een knippen-en-plakken sneltoets geleerd.
She learned a cut-and-paste shortcut.
Learn
Ze heeft een litteken.
She has a scar.
Learn
Ze heeft een mollige kat.
She has a chubby cat.
Learn
ze heeft een oudere broer
she has an older brother
Learn
Ze heeft een tatoeage.
She has a tattoo.
Learn
Ze heeft geen enkel talent.
She has no talent whatsoever.
Learn
Ze heeft geen kinderen.
She has no children.
Learn
Ze heeft hem gebeten.
She bit him.
Learn
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
She learned it from her parents.
Learn
Ze heeft immers gelijk.
She is right after all.
Learn
Ze heeft stijl haar.
She has straight hair.
Learn
Ze heeft stuiptrekkingen.
She has convulsions.
Learn
Ze heeft tranen vergoten van verdriet.
She shed tears of sorrow.
Learn
Ze heeft twee kinderen.
She has two children.
Learn
ze heeft vier kleinzonen
she has four grandsons
Learn
ze heet
she is called
Learn
Ze hielden stand ondanks de langdurige belegering.
They held out despite the prolonged siege.
Learn
Ze hoorden het slot knarsen.
They heard the lock creaking.
Learn
Ze hoorden het slot opengaan.
They heard the lock open.
Learn
Ze houdt heel erg van katten.
She really likes cats a lot.
Learn
Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.
She cried for joy when she heard that her son had survived the plane crash.
Learn
Ze is aan het tekenen.
She is drawing.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
Page
1
Page
2
Page
3
Current page
4
Page
5
Page
6
Page
7
Page
8
Page
9
…
Next page
Next ›
Last page
Last »