Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (7) 2 (4) A (473) B (743) C (113) D (2778) E (660) F (124) G (576) H (1431) I (725) J (166) K (511) L (299) M (463) N (269) O (505) P (357) Q (1) R (249) S (708) T (633) U (113) V (819) W (666) Y (87) Z (490)
Dutch Recording English Learn

Wat zit je dwars?

What’s tormenting you?

water

water

Water is een bron van leven.

Water is a source of life.

waterdruppels

water drops

waterkers

watercress

watermeloen

watermelon

waterstof

hydrogen

Waterstof, koolstof, stikstof, fosfor, zuurstof, zwavel en seleen zijn nietmetalen.

Hydrogen, carbon, nitrogen, phosphorus, oxygen, sulfur and selenium are nonmetals.

WC

toilet

we

we

We aten appels.

We ate apples.

We aten sandwichen als ontbijt.

We ate sandwiches for breakfast.

We begrijpen nog steeds de dagelijkse realiteit niet van mensen met een beperking.

We still don’t understand the daily reality of people with a handicap.

We bouwen een muur.

We’re building a wall.

We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.

We all thought Tom was having a heart attack.

We deden alles samen.

We did everything together.

We erkennen je recht op dit eigendom.

We concede your right to this property.

We eten veel pasta.

We eat a lot of pasta.

We gaan morgen verhuizen.

We’re moving tomorrow.

We gaan naar Duitsland.

We’re going to Germany.

We gaan om vier uur naar het zwembad.

At four o’clock we are going to the swimming pool.

We gaan skiën morgen.

We’re going skiing tomorrow.

We gaan sterven.

We are going to die.

We gaan wandelen deze namiddag.

We’re going hiking this afternoon.

We gingen samen winkelen.

We went shopping together.

we hanteren

we use

We hebben al veel geleerd.

We’ve already learned a lot.

We hebben beslist om opheldering te vragen.

We have decided to ask for clarification.

We hebben drie minuten.

We have three minutes.

We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.

We don’t need any more problems.

We hebben geen tijd om te discussiëren.

We don’t have time to argue.

We hebben het vaak over het weer.

We often talk about the weather.

We hebben niemand om ons te helpen.

We have no one to help us.

We hebben niets gevonden om te eten.

We didn’t find anything to eat.

We hebben niets verkeerd gedaan.

We didn’t do anything wrong.

we hebben nood aan samenhorigheid

we need togetherness