Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (7) 2 (4) A (473) B (743) C (113) D (2778) E (660) F (124) G (576) H (1431) I (725) J (166) K (511) L (299) M (463) N (269) O (505) P (357) Q (1) R (249) S (708) T (633) U (113) V (819) W (666) Y (87) Z (490)
Dutch Recording English Learn

wagen

car

wagens

cars

waggelde

waddled

wakker

awake

wakker worden

to wake up

walging

disgust

Wall Street Journal

Wall Street Journal

walnoot

walnut

walnoten

walnuts

wanbedrijf

misdemeanor

wanbetalers

defaulters

wand

wall; side

wandel

walk

wandelen

to walk

wandeling

walk

wandelschoenen

hiking boots

wanden

walls

wandkleed

tapestry

wandklok

wall clock

Waneer een 16-jarige hetzelfde zou doen, is dat afwijkend gedrag en kan er wel op gereageerd worden.

When a 16-year-old does the same thing, that is deviant behaviour and can be responded to.

wang

cheek

wangen

cheeks

wanneer

when

Wanneer begint de vergadering?

When does the meeting start?

wanneer er Frans gesproken moet worden

when you need to speak French

Wanneer ga je naar Wenen?

When are you going to Vienna?

Wanneer gaan de winkels open?

When do the shops open?

Wanneer gaan we naar het strand?

When are we going to the beach?

wanneer ik het geprint had

when I printed it

Wanneer kom je terug naar huis?

When do you return home?

Wanneer komt deze bus aan in Brussel?

When will this bus arrive in Brussels?

Wanneer komt deze trein aan in Brussel?

When will this train arrive in Brussels?

Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?

When does the bus for Brussels leave?

Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?

When does the train for Brussels leave?

Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.

We have to leave now if we want to get home before dark.

want

because