Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)

Dutch	English	Learn
Wat is de functie: trekt het je aandacht, leidt het je af, helpt het jou om de inhoud beter te begrijpen of te plaatsen?	What is the function: it attracts your attention, it distracts you, it helps you to understand or to place the content better?	Learn
Wat is de soep van de dag?	What’s the soup of the day?	Learn
Wat is de titel van het boek?	What is the title of the book?	Learn
Wat is de titel van het hoofdstuk?	What is the title of the chapter?	Learn
Wat is de wisselkoers?	What is the exchange rate?	Learn
Wat is dit gele ding?	What is this yellow thing?	Learn
Wat is dit?	What is this?	Learn
Wat is een belangrijke eigenschap van jezelf?	What is an important characteristic of yourself?	Learn
Wat is er aan de hand?	What’s up?	Learn
Wat is er gaande in de Oost-Chinese Zee?	What’s going on in the East China Sea?	Learn
Wat is er gebeurd?	What happened?	Learn
Wat is er te doen?	What is there to do?	Learn
Wat is haar naam?	What’s her name?	Learn
Wat is het leven zonder de glans van de liefde?	What is life without the radiance of love?	Learn
Wat is het uiteindelijke doel van onderwijs?	What is the ultimate purpose of education?	Learn
Wat is het?	What is it?	Learn
Wat is hier in hemelsnaam gaande?	What on earth is going on here?	Learn
Wat is hun beleid?	What are their policies?	Learn
Wat is hun doel?	What’s their purpose?	Learn
Wat is hun naam?	What are their names?	Learn
Wat is hun verhaal?	What’s their story?	Learn
Wat is je lengte?	What’s your height?	Learn
Wat is je naam?	What’s your name? (informal)	Learn
Wat is je postcode?	What is your postcode?	Learn
Wat is je telefoonnummer?	What’s your phone number?	Learn
Wat is je verwachting op het financiële vlak na je uittrede?	What are your expectations financially after you retire?	Learn
Wat is jouw baan?	What is your job?	Learn
Wat is jouw functie binnen het bedrijf?	What is your job within the company?	Learn
Wat is jouw ontbijt?	What is your breakfast?	Learn
Wat is zijn naam?	What’s his name?	Learn
Wat is zijn werk?	What is his job?	Learn
Wat is zwaarder, lood of goud?	Which is heavier, lead or gold?	Learn
Wat je zegt is correct.	What you say is correct.	Learn
Wat je zei, is niet waar.	What you said is not true.	Learn
Wat kan ik zeggen?	What can I say?	Learn
Wat kijk je?	What are you watching?	Learn