Dutch-English Dictionary - V

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English	Learn
vloeiend	fluent	Learn
vloeiender	smoother	Learn
vloeistof	liquid	Learn
vloek	curse (noun)	Learn
vloeken	to swear	Learn
vloekt	curse (2nd and 3rd person singular)	Learn
vloer	floor (surface of a room)	Learn
vlogen	flew (plural)	Learn
vloog	flew	Learn
vlooien	fleas	Learn
vlooienpoeder	flea powder	Learn
vloot	fleet	Learn
vlot	fluent	Learn
vlucht	flight	Learn
vluchtauto	getaway car	Learn
vluchtelingen	refugees	Learn
vluchtend	fleeing	Learn
vluchtgedrag	flight behaviour	Learn
vluchtmisdrijven	flight crimes	Learn
vlug	quick	Learn
vocabulaire	vocabulary (loan word)	Learn
vochten	fought	Learn
vochtige	damp	Learn
voeden	to feed	Learn
voeder	fodder	Learn
voeding	feeding
voeding	nutrition	Learn
voedingsmiddelen	foods	Learn
voedsel	food	Learn
voedselcrisis	food crisis	Learn
voedselproductie	food production	Learn
voeg	add	Learn
Voeg wat melk toe.	Add a little milk.	Learn
voegwoord	conjunction	Learn
voegwoorden	conjunctions	Learn
Voegwoorden verbinden zinnen; ze maken de tekst vloeiender en begrijpelijker.	Conjunctions connect sentences; they make the text smoother and easier to understand.	Learn