Tom zal het je uitleggen.
Tom zal het zich herinneren.
Tom zal nachtmerries krijgen.
Tom zal te laat zijn.
Tom zal verbeteren.
Tom zat naast me.
Tom zegt dat hij niets kan horen.
Tom zegt dat Mary dronken is.
Tom zei dat al zijn vrienden dronken waren.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Tom zei dat hij er niet aan gedacht had dat Maria honger had.
Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
Tom zet zijn klanten soms af.
Tom ziet er jong uit.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
Tom zit nog steeds aan zijn bureau.
Tom zou me dat nooit laten doen.
tomaat
tomaten
tomatensap
Tomatensap, alstublieft.
Toms
Toms grootvader was een slaaf.
Toms herstel heeft een jaar geduurd.
Toms hond blaft naar Mary.
Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.
tonen
tong
tonijn
toon
Toon me alles.
toonaangevende
toorn
toorts
toortsen