Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - T

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
Tom is al achterdochtig.
Tom is already suspicious.
Tom is altijd het slachtoffer.
Tom is always the victim.
Tom is behoorlijk scherpzinnig, nietwaar?
Tom is quite sharp, isn’t he?
Tom is bewust.
Tom is conscious.
Tom is bij bewustzijn.
Tom’s conscious.
Tom is bijna zo lang als ik.
Tom is almost as tall as me.
Tom is buiten bewustzijn.
Tom is unconscious.
Tom is de enige in onze groep die weet hoe hij vuur moet maken zonder lucifers.
Tom is the only one in our group who knows how to start a fire without matches.
Tom is de hitte gewend.
Tom is used to the heat.
Tom is de zoon van een priester.
Tom is the son of a priest.
Tom is degene die verantwoordelijk is.
Tom is the one responsible.
Tom is drie jaar geleden overleden.
Tom passed away three years ago.
Tom is drie maanden na Mary geboren.
Tom was born three months after Mary.
Tom is een aardappelboer.
Tom is a potato farmer.
Tom is een activist in zijn gemeenschap.
Tom is an activist in his community.
Tom is een afhankelijk persoon.
Tom is a dependable person.
Tom is een beetje boos op Mary.
Tom is a little angry at Mary.
Tom is een huichelaar.
Tom is a hypocrite.
Tom is een tovenaar.
Tom is a wizard.
Tom is een vrijwilliger.
Tom is a volunteer.
Tom is een ware held.
Tom is a true hero.
Tom is ellendig.
Tom is miserable.
Tom is er niet.
Tom isn’t there.
Tom is erg beleefd.
Tom is very polite.
Tom is geen sigaar aan het roken.
Tom isn’t smoking a cigar.
Tom is geen sigaar aan het roken. Hij is een pijp aan het roken.
Tom isn’t smoking a cigar. He’s smoking a pipe.
Tom is gezond, toch?
Tom is healthy, isn’t he?
Tom is heel gezond.
Tom is very healthy.
Tom is hier altijd.
Tom is always here.
Tom is hier langer geweest dan Mary.
Tom has been here longer than Mary.
Tom is lang en dun.
Tom is tall and skinny.
Tom is Maria’s kleinzoon.
Tom is Mary’s nephew.
Tom is mijn neef.
Tom’s my cousin.
Tom is moe, want hij werkt veel.
Tom is tired because he works a lot.
Tom is momenteel werkloos.
Tom is currently unemployed.
Tom is net afgestudeerd aan Harvard.
Tom just graduated from Harvard.