Dutch-English Dictionary - I

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)

Dutch	English	Learn
Ik was helemaal verbijsterd.	I was absolutely amazed.	Learn
Ik was vergeten dat het Tom zijn verjaardag was vandaag.	I forgot that today was Tom’s birthday.	Learn
Ik was verpletterd toen ik de waarheid hoorde.	I was devastated when I heard the truth.	Learn
Ik was zo kalm als een komkommer.	I was as cool as a cucumber.	Learn
ik wed	I bet	Learn
ik wed dat hij op dit moment zit op te scheppen	I bet he’s bragging right now	Learn
Ik wed dat je Frans kent.	I bet you know French.	Learn
Ik wed nooit.	I never bet.	Learn
Ik weeg 65 kilo.	I weigh 65 kilos.	Learn
Ik weet	I know (information)	Learn
Ik weet alles.	I know everything.	Learn
Ik weet dat het één uur is.	I know it’s one o’clock.	Learn
Ik weet dat het goed met haar gaat.	I know she’s feeling fine.	Learn
Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.	I know that I have to improve my Dutch.	Learn
Ik weet dat je ons niet vertrouwd.	I know you don’t trust us.	Learn
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.	I know you will go away again when the match burns out.	Learn
Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.	I know Tom is a very bad driver.	Learn
Ik weet dat Tom een slager is.	I know Tom is a butcher.	Learn
Ik weet dat Tom loog.	I know Tom lied.	Learn
Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.	I know Tom will try to do that.	Learn
Ik weet dat ze hier is.	I know she’s here.	Learn
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.	I know that they serve God with great devotion.	Learn
Ik weet haar naam niet.	I don’t know her name.	Learn
Ik weet het antwoord al.	I already know the answer.	Learn
Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.	I don’t know whether you like her or not.	Learn
Ik weet het niet.	I don’t know.	Learn
Ik weet het zeker.	I am sure.	Learn
Ik weet het, ik denk dat het zou kunnen regenen.	I know, I think it might rain.	Learn
Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.	I don’t know how to explain it.	Learn
Ik weet niet hoe ik je moet aanspreken.	I don’t know how to address you.	Learn
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.	I don’t know if this will be enough.	Learn
Ik weet niet of ik het zou aanvaarden of afwijzen.	I do not know whether to accept or to refuse.	Learn
Ik weet niet of ik met je wil eten.	I don’t know if I want to eat with you.	Learn
Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.	I don’t know if Tom eats meat or not.	Learn
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.	I don’t know if she likes me or not.	Learn
Ik weet niet waar hij heen gaat.	I don’t know where he goes.	Learn