Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1062) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
een vriendelijke oom
a kind uncle
een vrouw
a wife
een vrouwelijke kok
a female cook
een vrucht
a fruit
een vruchtbaar jaar
a fruitful year
een vuurwerk
a firework
een wandeling maken
to take a walk
een wandkleed
a tapestry
een wasmachine
a washing machine
een wassen standbeeld
a wax statue
een water
a water
een waterkanon
a water cannon
een waterkoker
a kettle
een waterpeil
a water level
een waterpeil van anderhalve meter hoog
a water level of one and a half meters high
een waterval
a waterfall
een wee gevoel in zijn maag
a sick feeling in his stomach
een weefsel
a tissue
een weekend
a weekend
een weerspiegeling
a reflection
een weerspiegeling van de maatschappij
a reflection of society
een wekkerradio
a clock radio
een wenteltrap
a spiral staircase
een wetenschapper
a scientist
een wetgeving
a legislation
een wetsgeneesheer
a legal practitioner
een wettelijk betaalmiddel
a legal tender
een wijziging
a change
een wilde graai
a wild grab
een wildebeest
a wildebeest
een winkelcentrum
a shopping centre
een witte kip met zwarte spikkels op haar veren
a white chicken with black speckles on her feathers
een witte raaf
a white raven
een witte schuimkraag
a white head of foam
Een woeste schreeuw joeg ons de stuipen op het lijf.
We were frightened by a savage scream.
een woestijn
a desert