Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) (1)
English Dutch Recording Learn
We therefore want to get around the table as quickly as possible in order to forge a strong coalition.

Wij willen dan ook zo snel mogelijk aan tafel om een sterke coalitie te smeden.

We understand why.

Wij begrijpen waarom.

we use

we hanteren

We want justice.

We willen gerechtigheid.

We want to renovate the bedroom.

Wij willen de slaapkamer renoveren.

we watched

wij keken

we went

wij gingen

We went shopping together.

We gingen samen winkelen.

we were

wij waren

We were going to visit an old lady.

We zouden een oude dame gaan bezoeken.

We were in love.

We waren verliefd.

We were just being honest.

We waren alleen maar eerlijk.

we will get your trunk

wij halen je hutkoffer

We will try that!

Dat zullen wij eens proberen!

wealth

rijkdom

weapon

wapen

wear; carry (first person singular)

draag

wears; carries (3rd person singular)

draagt

weary

moede

weather

weer

weather forecast

weerbericht

website

website

website development

website development

websites

websites

Wedde: old name for salary, is also used as a term for the annual salary plus benefits of officials.

Wedde: oude benaming voor salaris, wordt ook nog gebruikt als term voor het jaarsalaris plus emolumenten van ambtenaren.

wedding

bruiloft

wedding anniversary

huwelijksverjaardag

wedge

wig

Wednesday

woensdag

week

week

weekdays

weekdagen

weekend

weekend

weeks

weken

weigh

weeg

weighed up (part 1)

gewikt

weighed up (part 2)

gewogen