English-Dutch Dictionary - W

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)

English	Dutch	Learn
What did you say?	Wat zei je?	Learn
What did you think of the book?	Wat denk je van dit boek?	Learn
What do owls eat?	Wat eten uilen?	Learn
What do you do?	Wat doe je?	Learn
What do you have there?	Wat hebben jullie daar?	Learn
What do you prefer?	Wat heeft je voorkeur?	Learn
What do you think of my chances?	Hoe schat je mijn kansen in?	Learn
What do you want to do on Monday?	Wat wil je doen op maandag?	Learn
What does John do here?	Wat doet Jan hier?	Learn
What does John do here? (dialogue)	Wat doet Jan hier? (dialoog)	Learn
What does John do in the furniture factory?	Wat doet Jan in de meubelfabriek?	Learn
What does John do in the furniture factory? (dialogue)	Wat doet Jan in de meubelfabriek? (dialoog)	Learn
What does that word mean?	Wat betekent dat woord?	Learn
What does this machine do?	Wat doet deze machine?	Learn
What else does Tom want?	Wat wil Tom nog meer?	Learn
What exactly did you tell Tom?	Wat zei je precies tegen Tom?	Learn
What exactly do you mean?	Wat bedoel je precies?	Learn
What happened?	Wat is er gebeurd?	Learn
What if someone sees us?	Wat als iemand ons ziet?	Learn
What is an important characteristic of yourself?	Wat is een belangrijke eigenschap van jezelf?	Learn
What is life without the radiance of love?	Wat is het leven zonder de glans van de liefde?	Learn
What is the date?	Wat is de datum?	Learn
What is the exchange rate?	Wat is de wisselkoers?	Learn
What is the function: it attracts your attention, it distracts you, it helps you to understand or to place the content better?	Wat is de functie: trekt het je aandacht, leidt het je af, helpt het jou om de inhoud beter te begrijpen of te plaatsen?	Learn
What is there to do?	Wat is er te doen?	Learn
What is this yellow thing?	Wat is dit gele ding?	Learn
What is your address?	Op welk adres woon je?	Learn
What is your address? (formal)	Op welk adres woont u?	Learn
What is your name?	Hoe heet je?	Learn
What is your postcode?	Wat is je postcode?	Learn
What kind of hat do you want?	Wat soort hoed wil je?	Learn
What kind of music do you like?	Van welke muziek hou je?	Learn
What kind of things do you do in your free time?	Wat soort dingen doe je in je vrije tijd?	Learn
What kind?	Wat voor?	Learn
What languages do you speak? (formal)	Welke talen spreekt u?	Learn
What rate should I use?	Welk tarief mag ik hanteren?	Learn