Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
well-mannered welopgevoed
went begaven
went verliep
went gingen
went out uitging
went to the bedroom ging naar de slaapkamer
were waren
were was
were burning brandden
were leaving weggingen
Were my questions difficult? Waren mijn vragen lastig?
were sitting zaten
Were you married at that time? Was je op dat moment getrouwd?
western westelijke
wet nat
We’ll contact him. We zullen contact met hem opnemen.
We’ll fail. We zullen falen.
We’ll probably all be dead soon. We zullen waarschijnlijk allemaal snel dood zijn.
We’re all married men. We zijn allemaal getrouwde mannen.
We’re amateurs. We zijn amateurs.
We’re architects. We zijn architecten.
We’re building a wall. We bouwen een muur.
We’re glad you were able to come. We zijn blij dat je kon komen.
We’re going hiking this afternoon. We gaan wandelen deze namiddag.
We’re going skiing tomorrow. We gaan skiën morgen.
We’re going to a restaurant in town. We gaan naar een restaurant in de stad.
We’re going to find out. We zullen erachter komen.
We’re going to freeze to death. Straks vriezen we nog dood.
We’re going to Germany. We gaan naar Duitsland.
We’re going to have a lot of fun. We gaan veel plezier beleven.
We’re homeless. We zijn dakloos.
We’re influenced by our environment. We worden beïnvloed door onze omgeving.
We’re moving tomorrow. We gaan morgen verhuizen.
We’re not alone. We zijn niet alleen.
We’re not crazy. We zijn niet gek.
We’re not deaf. We zijn niet doof.