Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4635) U (84) V (91) W (621) Y (233) Z (8) ส (1)
English Dutch Recording Learn
Who did you go shopping with?

Met wie ben je gaan winkelen?
Who do I hear whistling?

Wie hoor ik fluiten?
Who else is going with us?

Wie gaat er nog meer met ons mee?
Who is it?

Wie is het?
who is the cleverest creature I know

die is het verstandigste schepsel, dat ik ken
Who knows what new discoveries these observatories will uncover?

Wie weet welke nieuwe ontdekkingen deze observatieposten zullen onthullen?
Who knows.

Wie weet.
who on the 21st of July took an oath

die 21 juli de eed aflegde
Who ordered this?

Wie heeft dit besteld?
Who should we believe?

Wie moeten we geloven?
Who stands to benefit most?

Wie zou er het meest van profiteren?
who was lurking at the top step

die bij de bovenste trede op de loer lag
Who won the game?

Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
Who works here?

Wie werkt hier?
Who works here? (Dialogue)

Wie werkt hier? (dialoog)
Who works in the furniture factory?

Wie werkt in de meubelfabriek?
Who works in the furniture factory? (dialogue)

Wie werkt in de meubelfabriek? (dialoog)
Who would be able to understand you?

Wie zou je dan kunnen begrijpen?
whole

hele
whole

gehele
whole

heelen
whole (long form)

heele
whole; complete

geheel
whose

wiens
Whose side are you on?

Aan wiens kant sta je?
Who’s first?

Wie is de eerste?
Who’s shorter, Tom or Mary?

Wie is kleiner, Tom of Mary?
Who’s the president of this country?

Wie is de president van dit land?
why

waarom
Why are you drinking so much tonight?

Waarom drink je zoveel vanavond?
Why couldn’t we get through that barrier?

Waarom konden we niet door dat dranghek?
Why did he get involved?

Waarom raakte hij betrokken?
Why did Tom buy this?

Waarom heeft Tom dit gekocht?
Why did Tom sell his farm?

Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
Why did Yanni do that?

Waarom heeft Yanni dat gedaan?
Why didn’t you come by bus?

Waarom ben je niet met de bus gekomen?