Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
What colour are your bedroom walls? Welke kleur hebben de muren van je slaapkamer?
What colour are your eyes? Welke kleur hebben je ogen?
What colour house do you like? Welke kleur huis vind je mooi?
What colour is his hair? Welke kleur heeft zijn haar?
What colour is your hair? Welke kleur heeft je haar?
What country are you from? Uit welk land kom je?
What country is Tom in right now? In welk land is Tom op dit moment?
What day is it tomorrow? Welke dag is het morgen?
What day is it? Welke dag is het?
What day is today? Welke dag is het vandaag?
What did John sing on the stage? Wat heeft John op het toneel gezongen?
What did she buy at the shop? Wat heeft ze in de winkel gekocht?
What did she look like from the rain and the terrible weather! Wat zag zij er van de regen en van het verschrikkelijke weer uit!
What did she say? Wat zei ze?
What did Tom do while he was in Australia? Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
What did Tom tell Mary not to do? Wat vertelde Tom Mary dat hij niet moest doen?
What did you buy? Wat heb je gekocht?
What did you come here to do? Wat kwam je hier doen?
What did you do this morning? Wat heb je vanochtend gedaan?
What did you order? Wat heb je besteld?
What did you say? Wat zei je?
What did you think of the book? Wat denk je van dit boek?
What do dragons eat? Wat eten draken?
What do owls eat? Wat eten uilen?
What do they want to protest against? Ze willen protesteren waartegen?
What do you do? Wat doe je?
What do you have in mind? Wat heb je in gedachten?
What do you have there? (you plural) Wat hebben jullie daar?
What do you like? Wat vind je leuk?
What do you mean? Hoe bedoel je?
What do you prefer? Wat heeft je voorkeur?
What do you think of my chances? Hoe schat je mijn kansen in?
What do you think of this shirt? Wat vind je van dit shirt?
What do you want to do on Monday? Wat wil je doen op maandag?
What do you want to do while you’re here? Wat wil je doen zolang je hier bent?
What do you want to do? Wat wil je doen?