Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)

Dutch	English	Learn
Zet de woorden in de juiste volgorde.	Put the words in the right order.	Learn
Zet je hoed af.	Take off your hat.	Learn
zetel	seat	Learn
zette	put (simple past)
zette	sat	Learn
zette	sat down (part 1)
zette neer	sat down	Learn
zetten	to make	Learn
zetten	to put	Learn
zetten	to brace yourself (part 1)
zetten schrap	to brace yourself	Learn
zeuren	to whine	Learn
zeuren	to nag	Learn
zevenduizend	seven thousand (7,000)	Learn
zevenendertig	thirty-seven (37)	Learn
zevenennegentig	ninety-seven (97)	Learn
zevenentachtig	eighty-seven (87)	Learn
zevenentwintig	twenty-seven (27)	Learn
zevenenveertig	forty-seven (47)	Learn
zevenenvijftig	fifty-seven (57)	Learn
zevenenzestig	sixty-seven (67)	Learn
zevenenzeventig	seventy-seven (77 )	Learn
zevenhonderd	seven hundred (700)	Learn
zevenhonderdachtentwintig	seven hundred and twenty-eight (728)	Learn
zevenhonderdelf	seven hundred and eleven (711 )	Learn
zevenhonderdnegenenzeventig	seven hundred and seventy-nine (779 )	Learn
zevenhonderdtweeënzestig	seven hundred and sixty-two (762 )	Learn
zevenhonderdvijfenveertig	seven hundred and forty-five (745 )	Learn
zevenhonderdzesennegentig	seven hundred and ninety-six (796 )	Learn
zevenhonderdzevenenzeventig	seven hundred and seventy-seven (777 )	Learn
zeventien	seventeen (17)	Learn
zeventig	seventy (70)	Learn
zeventigduizend	seventy thousand (70,000)	Learn
zeventiger	man in his seventies	Learn
zeventigers	men in their seventies	Learn
zich aankleden	to dress (oneself)	Learn