Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1062) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
een plattegrond
a map
een pleidooi
a plea
een plek
a place
een plons
a splash
een podium
a stage
een poederdons
a powder puff
een politieman
a policeman
Een polsstok is een stok die gebruikt wordt om over objecten te springen.
A pole is a stick used to jump over objects.
een pompoen
a pumpkin
een poot
a paw
een por
a poke
een positie
a position
een positieve ingesteldheid
a positive attitude
een potje crème-achtig spul
a jar of creamy stuff
een potsierlijk verhaal
a ridiculous story
Een prachtig uitzicht.
A beautiful view.
een praktijk
a practice
een president
a president
een pretpakket
a fun package
een preventieve maatregel
a preventive measure
een programmeur
a programmer
een project
a project
Een protest tegen het terugsturen van Afghanen.
A protest against the return of Afghans.
een provincie
a province
Een puntkomma is een leesteken dat bestaat uit een punt en een komma onder elkaar.
A semicolon is a punctuation mark that consists of a period and a comma one below the other.
een pure kwelling
a pure affliction
een put
a well
een raadsel
a riddle
een raaf
a raven
Een raaf is zwart als kool.
A raven is as black as coal.
een raam
a window
een raamovereenkomst
a framework agreement
een ramp
a disaster
een rechtschapen mens
a righteous person
een rechtsmiddel
a judicial remedy
Een reconstructie van een bewogen dag.
A reconstruction of an eventful day.