Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.
zich bevinden
Dat was gelogen.
botweg geweigerd
Het draaide zijn kop om, om hem onder de vleugels te steken; maar op hetzelfde ogenblik stond er een vreselijk grote hond dicht bij het eendje.
die is vernietigd
Ik heb mezelf gesneden.
niet ingeschakeld
Ik heb met de kassa gewerkt.
Ik heb gereserveerd.
Het was aangekondigd.
rookverbod geschonden
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
Jezus wordt vermeld in de Koran.
Ik ben louter naar de zee geweest.
de toortsen waren uitgewaaid
Hij had 50 euro gevraagd.
Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
Jan zat tobbend bij het haardvuur.
Gedaan met prutsen aan de USB-poort