die is het verstandigste schepsel, dat ik ken
Je hebt niets uit te voeren, en daarom verzin je allerlei dwaasheden
O, het kon die mooie, gelukkige vogels niet vergeten
En de zwanen zwommen om hem heen en streelden hem met hun snavels.
«Ik denk, dat ik de wijde wereld maar in zal gaan!» zei het eendje.
en op de heg zat een raaf en deed haar klagend gekras horen
het was overgelukkig, maar volstrekt niet trots
en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
Ik zal naar hen toe vliegen, naar die koninklijke vogels!
De nieuwjaarszon ging over het kleine lijkje op.
Hier lag het de gehele nacht; het was vermoeid en verdrietig.
Je kunt je fortuin daar wel maken, hoe lelijk je ook wezen mocht.
Je zult toch wel niet wijzer willen zijn dan de kater en de vrouw.
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.
Dit zeggende, pakte zij het beet en streek zijn veren glad.
Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!
en het eendje zat in de hoek en voelde zich diep ongelukkig
Zo kwam het aan het grote moeras, waar de wilde eenden woonden.