Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - I
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(6)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1649)
B
(540)
C
(975)
D
(690)
E
(418)
F
(534)
G
(339)
H
(903)
I
(1600)
J
(95)
K
(60)
L
(389)
M
(563)
N
(273)
O
(301)
P
(683)
Q
(19)
R
(419)
S
(1363)
T
(6291)
U
(124)
V
(97)
W
(965)
X
(4)
Y
(313)
Z
(10)
English
Dutch
Recording
Learn
I mean it only for your own good.
Ik meen het goed met je!
Learn
I met her by accident.
Ik ontmoette haar toevallig.
Learn
I met him by chance.
Toevallig ben ik hem tegengekomen.
Learn
I met him the day before yesterday.
Ik ontmoette hem eergisteren.
Learn
I miss Australia.
Ik mis Australië.
Learn
I moved to Boston last spring.
Ik ben afgelopen voorjaar naar Boston verhuisd.
Learn
I must clean the bathroom right away.
Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
Learn
I must draw attention to the following points.
Ik moet de aandacht vestigen op de volgende punten.
Learn
I must hide.
Ik moet me verbergen.
Learn
I need a cold medicine.
Ik heb hoestsiroop nodig.
Learn
I need a cold shower.
Ik heb een koude douche nodig.
Learn
I need a distraction.
Ik heb afleiding nodig.
Learn
I need a doctor.
Ik heb een dokter nodig.
Learn
I need a little piece of cardboard.
Ik heb een klein stuk karton nodig.
Learn
I need a new car.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Learn
I need a pain reliever.
Ik heb een pijnstiller nodig.
Learn
I need a postcard.
Ik heb een postkaart nodig.
Learn
I need a raise.
Ik heb een loonsverhoging nodig.
Learn
I need a razor.
Ik heb een scheermes nodig.
Learn
I need a shield.
Ik heb een schild nodig.
Learn
I need a toothbrush.
Ik heb een tandenborstel nodig.
Learn
I need an umbrella.
Ik heb een paraplu nodig.
Learn
I need ice.
Ik heb ijs nodig.
Learn
I need insulin.
Ik heb insuline nodig.
Learn
I need money.
Ik heb geld nodig.
Learn
I need some batteries.
Ik heb wat batterijen nodig.
Learn
I need some money.
Ik heb wat geld nodig.
Learn
I need some petrol.
Ik heb benzine nodig.
Learn
I need some shampoo.
Ik heb wat shampoo nodig.
Learn
I need some soap.
Ik heb wat zeep nodig.
Learn
I need some tampons.
Ik heb wat tampons nodig.
Learn
I need some toothpaste.
Ik heb tandpasta nodig.
Learn
I need this job.
Ik heb deze baan nodig.
Learn
I need three carrots.
Ik heb drie wortels nodig.
Learn
I need to charge my cell phone.
Ik moet mijn mobieltje opladen.
Learn
I need to go to Spijkenisse
Ik moet naar Spijkenisse.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
10
Page
11
Page
12
Page
13
Current page
14
Page
15
Page
16
Page
17
Page
18
…
Next page
Next ›
Last page
Last »