Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
a clock een klok
a clock radio een wekkerradio
a close relationship een hechte relatie
A closed fist can indicate stress. Een gebalde vuist kan stress aanduiden.
A clothes hanger is a piece of wood, metal or plastic, in the shape of the human shoulders and has a hook on the top. Een kledinghanger is een stuk hout, metaal of kunststof, in de vorm van de menselijke schouders en heeft een haak aan de bovenzijde.
A cloud is condensed water vapour. Een wolk is gecondenseerde waterdamp.
a coach een coach
a coal mine een kolenmijn
a cobbled street een met keien geplaveide straat
a coffee een koffie
A coffee with milk, please. Een koffie met melk, alstublieft.
a cold een verkoudheid
a cold shower een koude douche
a collapsed lung een klaplong
a collapsible brass telescope een opvouwbare koperen telescoop
a collection een verzameling
a collision een botsing
a commitment een toezegging
a common enemy een gemeenschappelijke vijand
a community een gemeenschap
a company een onderneming
a complicated verb een ingewikkeld werkwoord
a computer een computer
a concern een bekommernis
a concrete block een betonnen blok
a confrontation between hotheads and the police een confrontatie tussen heethoofden en de politie
a console een console
a consulate een consulaat
a consultant een consultant
a consultation een consult
a contagious fungus een besmettelijke schimmel
a contract een contract
a contribution een bijdrage
a conviction een veroordeling
a convincing victory een overtuigende overwinning
a cookie een koekje