Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (7) 2 (3) A (597) B (895) C (168) D (3754) E (1374) F (166) G (754) H (2088) I (1270) J (252) K (624) L (381) M (595) N (319) O (650) P (400) Q (2) R (321) S (903) T (966) U (159) V (1063) W (995) X (3) Y (88) Z (832)
Dutch Recording English Learn
wezenlijke
essential
wezenlijke
essence
wezens
creatures
wezentje
little creature
wie
who
Wie ben ik om dat te zeggen?
Who am I to say that?
Wie ben je?
Who are you?
Wie bestelde deze pizza?
Who ordered this pizza?
Wie bezit dit huis?
Who owns this house?
wie dan ook
anyone
Wie eerst komt, eerst maalt.
First come, first served.
Wie gaat er nog meer met ons mee?
Who else is going with us?
Wie heeft dat gedaan?
Who did that?
Wie heeft de nieuwe harde schijf geïnstalleerd?
Who installed the new hard drive?
Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
Who won the game?
Wie heeft dit besteld?
Who ordered this?
Wie heeft er baat bij?
Who benefits from it?
Wie heeft je huis gebouwd?
Who built your house?
Wie heeft pizza besteld?
Who ordered pizza?
Wie hoor ik fluiten?
Who do I hear whistling?
Wie is dat in de badkamer?
Who is that in the bathroom?
Wie is de eerste?
Who’s first?
Wie is de president van dit land?
Who’s the president of this country?
Wie is de president van Italië?
Who is the president of Italy?
Wie is de verantwoordelijke?
Who is responsible?
Wie is die jongen?
Who is that boy?
Wie is het?
Who is it?
Wie is hij?
Who is he?
Wie is jouw favoriete muzikant?
Who’s your favorite musician?
Wie is kleiner, Tom of Mary?
Who’s shorter, Tom or Mary?
Wie moeten we geloven?
Who should we believe?
wie ook
anyone else
wie ook
whoever
Wie vandaag zijn kop in het zand steekt, knarst morgen met zijn tanden.
He who buries his head in the sand today will grind his teeth tomorrow.
Wie was de contactpersoon die u werd toegewezen?
Who was the contact person assigned to you?
Wie weet welke nieuwe ontdekkingen deze observatieposten zullen onthullen?
Who knows what new discoveries these observatories will uncover?