Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (7) 2 (4) A (473) B (743) C (113) D (2778) E (660) F (124) G (576) H (1431) I (725) J (167) K (511) L (299) M (463) N (269) O (505) P (357) Q (1) R (249) S (708) T (634) U (113) V (819) W (667) Y (87) Z (490)

Dutch	English	Learn
het pand	the property	Learn
het papier	the paper	Learn
het park	the park	Learn
het parket	the public prosecutors	Learn
het penseel	the paintbrush	Learn
het perensap	the pear juice	Learn
het personeel	the personnel	Learn
het personeelskader	the workforce	Learn
Het pistool was het enige aanknopingspunt van de politie voor het oplossen van het misdrijf.	The gun was the police’s sole lead for solving the crime.	Learn
het plafond	the ceiling	Learn
het plan	the plan	Learn
Het plan is nog niet goedgekeurd.	The plan hasn’t been approved yet.	Learn
Het plan moet nu nog goedgekeurd worden.	The plan has yet to be approved.	Learn
het plannetje	the plan (diminutive)	Learn
het plectrum	the plectrum	Learn
het pleegkind	the foster child	Learn
het plein	the square	Learn
het plezier	the delight	Learn
het poeder	the powder	Learn
het politiebureau	the police station	Learn
het postkantoor	the post office	Learn
het potlood	the pencil	Learn
het pretpark	the amusement park	Learn
het probleem	the problem	Learn
het procent	the percent	Learn
het proces	the process	Learn
het product	the product	Learn
het profiel	the profile	Learn
het programma	the program	Learn
het project	the project	Learn
Het project kan wel alleen slagen als voldoende andere bedrijven mee op de kar springen.	The project can only succeed if enough other companies jump on the bandwagon.	Learn
het protest	the protest	Learn
het puin	the debris	Learn
het punt	the point	Learn
het raadhuis	the town hall	Learn
het raadhuis met een pomp ervoor	the town hall with a pump in front of it	Learn