Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3960) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1089) U (194) V (1266) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
De tabel toont de resultaten.
The table shows the results.
de tablet
the tablet
de tafel
the table
De tafel is gedekt voor drie.
The table is set for three.
de tafels van vermenigvuldiging
the multiplication tables
de taferelen
the scenes
de tak
the branch
De tak is vol met bladeren.
The branch is full of leaves.
de takken
the branches
de talen
the languages
de tampons
the tampons
de tand
the tooth
de tandarts
the dentist
de tandem
the tandem
de tanden
the teeth
de tandenborstel
the toothbrush
de tandenstoker
the toothpick
de tandpasta
the toothpaste
de tang
the pincers
de tante
the aunt
de tarwe
the wheat
de tatoeage
the tattoo
de taxi
the taxi
De taxichauffeur wilde me oplichten.
The taxi guy wanted to rip me off.
de teamgeest
the team spirit
de techniek
the technique
de technieker
the technician
de technologie
the technology
de teen
the toe
De teerling is geworpen.
The die is cast.
de tegenslag
the setback
de teil
the tub
de tekorten
the shortages
de tekst
the text
de telefoon
the telephone
de telefooncel
the phone booth