Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I thought you were pregnant.

Ik dacht dat je zwanger was.

how simply they lived back then

wat leefden ze eenvoudig toen

Tom spent the night in the woods.

Tom bracht de nacht door in het woud.

I used to play the trombone.

Ik speelde vroeger de trombone.

It didn’t envy them at all.

Het benijdde ze volstrekt niet.

they laughed and screamed

zij lachten en schreeuwden

Yanni left work immediately.

Yanni vertrok meteen op het werk.

Because of the fall, he broke a bone in his leg.

Door de val brak hij een bot in zijn been.

And the other children rejoiced with him

En de andere kinderen jubelden mee

And the other swans bowed before him.

En de andere zwanen bogen zich voor hem.

That bridge took nearly three years to build.

Het bouwen van deze brug duurde drie jaar.

they threw bread and barley into the water

ze gooiden brood en gerst in het water

the water dripped from her hair and clothes

het water droop haar uit het haar en de kleren

Some children ran into the garden

Enige kinderen kwamen de tuin inlopen

Yanni wanted to speak with a detective.

Yanni wou met een detective spreken.

And so they went to the duck cage.

En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.

The student left without saying anything.

De student vertrok zonder iets te zeggen.

it truly did not think to marry

het dacht er waarlijk niet aan te trouwen

And then another bang was heard.

En toen deed zich andermaal een knal horen.

She had the saddest face Harry had ever seen.

Ze had het sipste gezicht dat Harry ooit gezien had.