Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”
“Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
staken uit
Tom en ik lachten.
«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
Ze nam het potlood en begon te schrijven.
Nu liep het weg en vloog over de schutting.
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger
We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar
zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee
“Wel zo, hoe gaat het?” vroeg een oude eend, die haar eens een bezoek kwam brengen.