Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
We will try that!

Dat zullen wij eens proberen!

Can Tom write his name?

Kan Tom zijn naam schrijven?

I can’t find my umbrella.

Ik kan mijn paraplu niet vinden.

How long do we have to wait here?

Hoe lang moeten we hier wachten?

It was the only thing I could do.

Het was het enige ding dat ik kon doen.

Tom asked me to take a picture of him.

Tom vroeg me een foto van hem te maken.

to go to the university

naar de universiteit gaan

Who would be able to understand you?

Wie zou je dan kunnen begrijpen?

Tom and Mary live in the same city.

Tom en Mary wonen in dezelfde stad.

Tom and Mary live in the same state.

Tom en Mary wonen in dezelfde staat.

The only thing you should do is wait.

Het enige wat je zou moeten doen is wachten.

Here’s a list of things that Tom needs to do.

Hier is een lijst met dingen die Tom moet doen.

“Let me see the egg that won't open!” said the old duck.

“Laat mij het ei, dat niet wil opengaan, eens zien!” zei de oude eend.

Can you arch your back, or purr, or throw out sparks?

Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?

Once upon a time there was a prince who wanted to marry a princess; but it had to be a real princess.

Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.

So he came home again and was sad, because he really wanted to have a real princess.

Zo kwam hij dan weer thuis en was treurig, want hij wilde toch zo heel graag een echte prinses hebben.

to get angry

boos worden

to catch (long form)

te pakken

to dive (long form)

te duiken

to return

terugkeren