Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I don’t think anyone would want to read this book a second time.	Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
	We have to leave now if we want to get home before dark.	Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
	to be crazy about	gek zijn op
	to be in shape	in vorm zijn
	to stay in shape	in vorm blijven
	What do owls eat?	Wat eten uilen?
	to go to the movies	naar de film gaan
	I need to sleep.	Ik moet slapen.
	sleeping	aan het slapen
	to agree on	akkoord zijn op
	We need to sleep.	Wij moeten slapen.
	You should know that.	Dat zou je moeten weten.
	They won’t get far.	Ze zullen niet ver komen.
	When do owls sleep?	Wanneer slapen uilen?
	Sit right behind me.	Ga vlak achter me zitten.
	Shouldn’t Tom go first?	Moet Tom niet eerst gaan?
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	to distinguish (long form)	te onderscheiden
	Why does this keep happening?	Waarom blijft dit gebeuren?
	I don’t want to talk about it anymore.	Ik wil er niet meer over praten.