Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom thinks you’re cute.	Tom vindt je leuk.
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	She lives in this village.	Ze woont in dit dorp.
	Your book is on the table. (formal)	Uw boek ligt op tafel.
	I’ll bring wine.	Ik zal wijn brengen.
	Can I see in the kitchen?	Mag ik de keuken zien?
	before she came here	voordat ze hier kwam
	What time does it close?	Hoe laat gaat het dicht?
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	We are under his command.	We staan onder zijn bevel.
	Tom bought this book for me.	Tom kocht dit boek voor ons.
	Yanni bought his own house.	Yanni kocht zijn eigen huis.
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	Why do you need matches?	Waarom heb je lucifers nodig?
	He ordered me to stand up.	Hij gaf me het bevel om op te staan.
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
	I bought this book three days ago.	Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	How about a steam bath?	Wat denk je van een stoombad?