Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom is still at his desk.	Tom zit nog steeds aan zijn bureau.
	The children wanted to play with him	De kinderen wilden met hem spelen
	Not everyone who lives here is rich.	Niet iedereen die hier woont, is rijk.
	These kinds of mistakes don’t happen often.	Dit soort fouten gebeuren niet vaak.
	before he could say anything else	voordat hij iets anders kon zeggen
	“She tried to warm herself,” said some.	«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
	I would rather do management now.	Ik zou nu liever management doen.
	I don’t eat pork.	Ik eet geen varkensvlees.
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	This is the kind of music that I like.	Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.
	I had no idea that Mary was your daughter.	Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
	How do I get to the airport?	Hoe kom ik bij de luchthaven?
	his telephone number	zijn telefoonnummer
	Can you give me a piece of bread, please?	Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
	Find the right answer for each question.	Vind het juiste antwoord voor elke vraag.
	Everyone wants to pay as little as possible.	Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.
	What’s your phone number?	Wat is je telefoonnummer?
	Tom has to tell Mary what happened.	Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
	I still don’t know how that happened.	Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
	Splash, splash! the reed bent in every direction.	Plof, plof! het riet boog zich naar alle kanten heen.