Wij moeten slapen.
We deden alles samen.
Op welk adres woon je?
Op welk adres woont u?
Je hebt een grote maag.
Ik begrijp je niet.
Ik maakte ontbijt.
Geloof je in liefde?
iemand in de tang nemen
Ben je op vakantie?
Ik begrijp het niet.
Zij maakte ontbijt.
Het is kwart over acht.
Heeft u dit in mijn maat?
Mag ik een fles rode wijn?
zowel Engels als Frans
Ik ben het vergeten.
Ik zie Tom vaak in het park.
Ik drink geen alcohol.
Wat doet deze machine?