Het is vijfentwintig over acht.
mijn kinderen
zij kon in de kamer zien
Deze kinderen zijn ook van Tom.
als je goed bent
wij zijn
Ze kwam!
wij waren
zichzelf
Ze kwam om het zelf te doen.
ik wist
Hoe gaat het?
uit elkaar
Hoe gaat het met je?
Wie weet.
Wie is het?
Ik denk het.
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
eenendertig
eenenveertig