Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Where are you from? (formal)	Waar komt u vandaan?
	Where are you from?	Waar kom je vandaan?
	I work at the consulate.	Ik werk op het consulaat.
	Tom lives in this area.	Tom woont in dit gebied.
	Tom lives right next to us.	Tom woont vlak naast ons.
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	There’s a hole in the bucket.	Er zit een gat in de emmer.
	Water is a source of life.	Water is een bron van leven.
	the end of your career	het einde van je loopbaan
	I’m in love with you.	Ik ben verliefd op jou.
	In his hand, lead became gold.	In zijn hand werd lood goud.
	She felt embarrassed.	Ze voelde zich voor schut.
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	nobody benefits from that	daar heeft niemand baat bij
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	at university	op de universiteit
	Bread is made from flour.	Brood wordt van meel gemaakt.
	a list of textbooks	een lijst met schoolboeken
	Yanni is back in Algeria.	Yanni is terug in Algerije.
	Flattery is not my thing.	Vleierij is niets voor mij.