uit te breiden
Wat voor?
voor haar
Deze zijn van Tom.
voor hem
voor mij
waarvan
te doen
Er was veel te doen.
tien over acht
tien over vijf
Het is tien over acht.
te worden
Het is vijfentwintig over acht.
zij kon in de kamer zien
Deze kinderen zijn ook van Tom.
te maken
Ze kwam om het zelf te doen.
Hoe gaat het met je?
om er iets aan te doen